Overgewicht is een maatschappelijk issue. Het ontstaat in de regel door een verkeerd eet- en leefpatroon. Het kan niet rechtstreeks toegeschreven worden aan de consumptie van één soort voedingsmiddel, of één productgroep zoals vlees.
Wetenschappers zoeken verklaringen voor overgewicht onder meer in het menselijk vermogen om energie op te slaan in vetten. Ook kijken onderzoekers naar genetische aanleg, naar stofwisselingsproblemen, naar de darmflora en de bacteriehuishouding en ook wel naar eventuele overmatige consumptie van voeding, zoals vlees. De vleesconsumptie in ons land is echter niet overmatig; het is stabiel en komt gemiddeld genomen overeen met wat het Voedingscentrum adviseert voor een gezonde voeding, met voldoende variatie en beweging.
Zie ook onze verdiepingspagina over obesitas.
Wat is overgewicht?
Overgewicht betekent dat het lichaam niet meer in goede, gezonde verhoudingen verkeert. Die verhouding tussen de lichaamslengte en het gewicht wordt gemeten in Body Mass Index (BMI); lichaamsgewicht in kilo’s gedeeld door het kwadraat van de lengte in meters). Iemand van 80 kg en een lengte van 1.85 m heeft een BMI van 23.4. (80/(1.85 x 1.85) = 23,4 kg/m2. Een BMI tussen 18,5 en 25 is goed. Van overgewicht is sprake bij een BMI van >25.
- Ondergewicht – BMI (kg/m2) < 18,5 – Verhoogd risico
- Normaal gewicht – BMI (kg/m2) 18,5 – 25 – Gemiddeld risico
- Overgewicht – BMI (kg/m2) 25-30 – Verhoogd risico
- Obesitas I – BMI (kg/m2) 30-35 – Matig risico
- Obesitas II – BMI (kg/m2) 35-40 – Ernstig risico
- Morbide Obesitas – BMI (kg/m2) > 40 – Zeer ernstig risico
Uit een BMI-berekening kunnen geen harde conclusies worden getrokken. Het houdt geen rekening met factoren als zwaar spierweefsel (sporters), het verschil in vet/vocht verhouding of de plek van vet in het lichaam (wel of geen buikvet). Obesitas wordt wel gezien als welvaartsaandoening. In de EU heeft meer dan 50% van de mensen wel een vorm van overgewicht. Een BMI van 30 kg/m2 is zwaarlijvig (obesitas). Vaak gaat obesitas gepaard met hart- of vaatziekten, longklachten en suikerziekte.
Bij het meten en interpreteren van een BMI is de verdeling van het lichaamsvet van belang. Mensen met vet rond de taille (appelvorm) hebben een verhoogde kans op suikerziekte en hart- en vaatziekten. Dit in tegenstelling tot mensen met vet in de dijen en de billen (peervorm). Wie veel dikmakende genen heeft kan 7 tot 9 kilo zwaarder zijn dan iemand met weinig van deze genen.
Oorzaken?
Meer voeding innemen dan energetisch verbruiken is oorzaak nummer één.
Sommige wetenschappers zoeken verdere verklaringen in de evolutie. Onze verre voorouders leefden in schaarste. Het lichaam was er op ingesteld voedsel vast te houden en op te slaan (als vet) voor slechtere tijden. Tegenwoordig kennen we overdaad en wordt het surplus ook opgeslagen maar niet meer benut.
Een andere verklaring is genetische aanleg, hoewel onderzoek aangeeft dat deze rol beperkt lijkt. Een spijsverterings- of stofwisselingsziekte kan een oorzaak zijn. Verder wordt gekeken naar de (individuele) darmflora oftewel het bacteriehuishouden.
Het voedingspatroon is in elk geval belangrijk. Vetten en eiwitten worden minder gegeten, terwijl de inname van koolhydraten stijgt. Het aantal (calorierijke) kant en klare, meeneem- en/of restaurant maaltijden en het aantal tussendoortjes en snacks neemt toe. En consumenten bereiden minder vaak zelf verse producten.
Sommigen verklaren overgewicht uit het feit dat levensmiddelen te goedkoop en in te grote hoeveelheden worden aangeboden. Ook worden problemen gewijd aan de marketing: voedingsmiddelen worden te aantrekkelijk. Tenslotte stellen sommigen dat overgewicht ontstaat door het eten van te veel vlees, maar die stelling kan niet worden onderbouwd. De gemiddelde vleesconsumptie ligt in Nederland bovendien op het aanbevolen niveau van het Voedingscentrum.
Diëten en preventie
Bij veel diëten neemt het gewicht vaak wel even wat af, maar naar verloop van tijd weer toe.
Uit een groot Europees onderzoek blijkt dat een regelmatig menu van mager vlees, niet vette zuivelproducten en bonen het beste resultaat geeft. Volgens onderzoekers trad snel verzadiging op, onder meer door de hoge voedingsstoffendichtheid van het vlees en was het relatief makkelijk vol te houden. Preventie (gewichtsbeheersing) begint met een gevarieerd dagelijks menu en regelmatig bewegen. Overgewicht vermijden hangt samen met de wijze waarop het eetpatroon, de lichaamsbeweging en de stofwisseling op elkaar werken. Wetenschappers onderschrijven dat overgewicht kan worden voorkomen door matig en gevarieerd te eten en regelmatig te bewegen.
Gevolgen en behandeling
Zwaarlijvigheid leidt vaak tot andere aandoeningen, zoals suikerziekte, artrose, depressie, aandoeningen aan de gewrichten (bewegingsapparaat) en ook hart- en vaatziekten komen vaak voor bij mensen met overgewicht.
Medici, onderzoekers en diëtisten zijn niet eenduidig: uiteenlopende diëten, meer bewegen, chirurgische behandelingen, of combinaties daarvan. Ook de farmaceutische en voedingsmiddelenindustrie zoeken oplossingen om overgewicht te helpen voorkomen of terug te dringen. De industrie ontwikkelt producten die minder dikmakend zijn, zoals chips van vlees. Deze zijn dun, krokant, rijk aan proteïne en vetarm.
Vlees en overgewicht
Uit jarenlang wetenschappelijk onderzoek blijkt geen oorzakelijke (causale) relatie naar voren te komen tussen het eten van vlees en het ontstaan van overgewicht. Vlees is in onze voeding een belangrijke bron van eiwitten, vitamines en mineralen. Daarnaast bevat vlees (verzadigd) vet. Vlees is een belangrijk voedingsmiddel, maar bij de keuze van producten en hoeveelheden is het goed om rekening te houden met de (verzadigde) vetten. bijvoorbeeld door af te wisselen met magere varianten. De Nederlandse overheid heeft diverse initiatieven genomen rond overgewicht, zoals het Convenant Gezond Gewicht, Zorgstandaard Obesitas (2010) en de Nota Overgewicht. Deze initiatieven zijn gericht op het helpen terugdringen van overgewicht, maar niet op specifieke voedingsmiddelen of productgroepen. Zie ook onze verdiepingspagina over obesitas en vlees.
Cijfers
Volgens het CBS zijn de percentages voor matig overgewicht bij Nederlandse volwassenen van 20 jaar of ouder in 2009 bijna gelijk aan die van 2008: vier op de tien mannen en drie op de tien vrouwen. Daarmee zit Nederland dan ruim onder het gemiddelde van 17% van alle OESO-landen. Het percentage volwassenen met ernstig overgewicht blijft toenemen: inmiddels ruim 11% van de mannen. In Nederland heeft 13% van de kinderen tussen de vijf en zestien jaar overgewicht of kinderobesitas. Dit aandeel steeg in 25 jaar met 50%. Gemiddeld genomen is het overgewicht in Nederland in 30 jaar gestegen met 30%. De groeicijfers rond overgewicht lopen niet parallel met de stabiliteit van de consumptie van vlees.
Internationaal
Volgens cijfers van de Wereld Gezondheidsorganisatie (WHO) zijn er wereldwijd 1,6 miljard volwassen mensen met overgewicht. Ruim 400 miljoen mensen hebben obesitas. Medio 2015 waren zo’n 2,3 miljard mensen te zwaar, van wie er zeker 700 miljoen ernstig. De EU besteedt sinds 1998 ongeveer € 59 miljoen aan obesitas-onderzoeksprojecten. In het Zevende Kaderprogramma (2007-2013) zijn onderzoeksresultaten ingepast, zodat meer duidelijkheid ontstaat in de interactie tussen voedingsleer, voeding en gezondheid.
Bronnen en links
Altijd de laatste tips & tricks, feiten en nieuws over vlees ontvangen?
Schrijf je dan snel in!