Voor de Nederlandse veehouderij heeft verdere verduurzaming van de productie hoogste prioriteit. Het streven is een duurzame veehouderij met draagvlak in de samenleving. Centraal in die verduurzaming staan onderwerpen als dierenwelzijn, diergezondheid, en volksgezondheid en milieu. Maar ook de maatschappelijke en landschappelijke inpassing van bedrijven heft volop de aandacht.
De Nederlandse vleessector (slachterijen, vleesverwerkende bedrijven) werkt aan de verduurzaming van de veehouderij mee via onder meer de Uitvoeringsagenda Duurzame Veehouderij (UDV). Deelnemers hieraan zijn de COV (de vleessector), LTO Nederland (veehouders), de NZO (zuivel), de Nevedi (de diervoederbranche), maar ook het ministerie van Economische Zaken (namens de overheid) en maatschappelijke organisaties als de Dierenbescherming en de stichting Natuur en Milieu, als ook de Groene Kennis Coöperatie (onderwijs) en de Rabobank (stakeholder).
Het gezamenlijke doel is een toonaangevende, integraal duurzame veehouderij die concurrerend produceert, met respect voor mens, dier, milieu en omgeving. Integraal wil zeggen met aandacht voor alle aspecten van de bedrijfsvoering, dus naast het dierenwelzijn, ook de diergezondheid, het milieu, het energiegebruik en de arbeid. Het richtpunt hierbij is 2023.
Uitvoeringsagenda
Het belangrijkste doel van de Uitvoeringsagenda Duurzame Veehouderij is maatschappelijk draagvlak creëren voor de veehouderij in Nederland.
Om duurzaamheid concreet te maken zijn in de Uitvoeringsagenda een aantal concrete aandachtspunten benoemd, die als leidraad voor actie dienen:
- Systeeminnovatie. Daarbij wordt vooral gedoeld op de bouw en ontwikkeling van integraal duurzame stallen.
- Het welzijn en de gezondheid van dieren. De aandacht gaat hierbij uit naar aspecten als stimulering van natuurlijk gedrag, voorkoming van ingrepen, het hebben van gezonde dieren, vermindering van het antibioticagebruik en het verantwoord vervoer van dieren.
- Maatschappelijke inpassing. Het uitgangspunt hierbij is dat de productie transparant moet zijn, met interactie tussen boer en burger en geproduceerd op landschappelijk ingepaste bedrijven. Interactie tussen veehouderij en burgerij is cruciaal in verband met maatschappelijke acceptatie. De maatschappelijke discussie over ‘megastallen’ bijvoorbeeld heeft geleid tot diverse gezamenlijke initiatieven van boeren en burgers. Onderdeel van de dialoog met de samenleving zijn onder meer ook de open dagen en de openstelling van zichtstallen. Het LEI (WUR 2011, Vee in Zicht) heeft onderzocht hoe veehouders hun bedrijf transparanter kunnen maken. Ook heeft het onderzoeksinstituut de wensen en behoeften gepeild bij ondernemers en ‘burgers’. Verder wordt stelselmatig onderzoek gedaan naar de perceptie van ‘megastallen’. In 2011 is een nulmeting gedaan naar die perceptie gedaan. De meting is herhaald in 2013.
- Energie, milieu en klimaat. Hierbij gaat het om zaken als een gesloten kringloop, duurzaam geproduceerde grondstoffen, energiebesparing, vermindering van de uitstoot van broeikasgassen en de terugdringing van overige emissies, zoals ammoniak.
- Markt en ondernemerschap. Hiermee wordt gedoeld op het benutten van marktkansen, het creëren van meerwaarde en de verbetering van het economisch perspectief door producten te leveren waar vraag naar is.
De afgelopen jaren hebben rondom duurzaamheid diverse marktconcepten het licht gezien, zoals het Beter Leven-kenmerk (‘sterrenvlees’) van de Dierenbescherming. Andere concepten, voortgekomen uit actief ondernemerschap, zijn (in willekeurige volgorde en niet volledig) onder meer: Good Farming Star, Peter’s Farm Kalfsvlees, VITEL-oké, Vlees Beter, Milieukeur, Keten Duurzaam Varkensvlees (KDV) en Keten Duurzaam Rundvlees (KDR), LIVAR (Kloostervarken), Vair, Frievar, Lupinevarken, Heydehoeve, Buitengewone Varkens en andere thema- of streekgebonden producten. Alle concepten haken in op trends in vleesconsumptie, maar vooral ook op verduurzaming en op het creëren van meerwaarde.
Het Voedingscentrum heeft een inventarisatie van keurmerken in tabellen gegoten voor varkensvlees, kalfsvlees en rundvlees. Overigens is de lijst niet volledig. Bij runderen ontbreekt bijvoorbeeld KDR. Vanuit de Uitvoeringsagenda kijkt de stichting Natuur & Milieu welke initiatieven zich zouden lenen als voorbeeld voor een nieuw integraal keurmerk. Zie verder onder Concepten en Trends in vlees.
Verantwoord consumeren
Het ministerie van EZ laat stelselmatig onderzoek doen naar het consumentengedrag aan de hand van bestedingen aan voedingsmiddelen die zich (met een keurmerk) willen onderscheiden rondom dierenwelzijn, biologisch, milieuvriendelijk en/of ethisch. Uit deze Monitor Duurzaam Voedsel van LEI/WUR kwam naar voren dat het marktaandeel van duurzaam vlees groeide van 4,4% in 2011 naar 6,1% in 2013. De consument besteedde in 2013 in totaal 453,9 miljoen euro aan duurzaam vlees, 7,8 procent meer dan in 2012. Het marktaandeel duurzaam in alle gemeten kanalen steeg van 8,4% naar 9,1%. In de supermarkten steeg het marktaandeel van 9,4% naar 10,3%.
Maatlat
Om duurzaamheid op het bedrijf beter meetbaar te maken is de Maatlat Duurzame Veehouderij ontwikkeld. De maatlat stelt eisen aan de bedrijfsvoering. Met de Maatlat maakt inzichtelijk aan welke duurzaamheidscriteria een bedrijf voldoet. De Maatlat is een dynamisch managementinstrument. De eisen kunnen op grond van de (opgedane) kennis, ervaringen en voortschrijdende inzichten en mogelijkheden in de toekomst flexibel en stapsgewijs verder worden verhoogd.
Door de Uitvoeringsagenda is voor de landschappelijke inpassing van bedrijven aan de Maatlat toegevoegd dat ondernemers met uitbreidingsplannen eerst een ‘landschapsplan’ moeten (laten) maken en realiseren. Het nadenken over landschappelijke inpassing heeft onder meer in 2011 een extra impuls gekregen door een stalontwerpwedstrijd. Deze heeft inspirerende, vernieuwende stalontwerpen opgeleverd. De prijswinnaar kreeg uit handen van de Rijksadviseur voor het Landschap (link) een prijs (link naar bericht) voor realisering van zijn concept. Het vernieuwend stalontwerp fungeert samen met dat van de vijf andere finalisten als inspiratiebron voor veehouders die in het buitengebied een nieuwe stal willen bouwen.
Verbond
Een andere activiteit van de Uitvoeringsagenda is het helpen ontwikkelen van marktconcepten, zodat verduurzaming ook in de markt wordt beloond. Een stap in die richting is in 2011 onder meer ook gezet door de zogeheten Commissie Van Doorn. Deze heeft in opdracht van de provincie Noord-Brabant gekeken naar kansen voor verdere verduurzaming van de veehouderij in die regio. Dit heeft geleid tot het Verbond van Den Bosch.
Supermarkten en producenten hebben daarin vastgelegd alleen nog ‘duurzaam geproduceerd vlees’ in de schappen te willen. Aanvullend hebben de supermarkten via hun brancheorganisatie het Centraal Bureau Levensmiddelenhandel (CBL) aangegeven landelijk over te willen stappen naar hogere (inkoop)normen voor dierenwelzijn, milieu en antibioticagebruik. De afspraken worden uitgewerkt in het gezamenlijke project ‘Het Varken van Morgen’. Het kabinet Rutte II heeft de normen overgenomen als uitgangspunt voor het overheidsbeleid.
Integraal Duurzame Stallen
Een van de vele ambities in het kader van de verder verduurzaming is: vanaf 2015 alle nieuw te bouwen stallen integraal duurzaam. Daarbij sprake is van een positieve balans rondom dierenwelzijn, diergezondheid, milieu en arbeid, maar ook van een geaccepteerde landschappelijke inpassing.
Om dit te kunnen realiseren heeft Wageningen Universiteit (WUR) hiertoe ten behoeve van de Uitvoeringsagenda in 2012 randvoorwaarden en beleidsdoelstellingen geformuleerd voor de korte en lange termijn. De opdracht voor dit Project Verduurzaming Veehouderij in Perspectief (VViP) luidt: “Een integraal duurzame Nederlandse veehouderij, die dierlijke producten en andere economisch en maatschappelijk gewenste waarden levert, die vol te houden is en niet te koste gaat van mens en dier of van de mogelijkheden van toekomstige generaties.”
Staleisen
Om een nieuwe stal te mogen bouwen moet de veehouder een vergunning aanvragen bij de gemeente en voldoen aan allerlei bouw- en milieuvoorschriften. Die laatste hebben onder meer betrekking op de beperking van de ammoniakuitstoot. Veel stallen hebben daarom een luchtwasser die de stallucht zuivert.
De eisen die aan de bouw van een stal worden gesteld verschillen per diersoort. Voor de bouweisen van een stal maakt het nogal uit of er varkens, kalveren of schapen in worden gehouden. Maar ook per bedrijfstak zijn er verschillen. Een stal van een gespecialiseerde zeugenhouderijbedrijf moet aan andere eisen voldoen dan die van een gespecialiseerd vleesvarkensbedrijf. De ontwikkeling van een integraal duurzame stal is dan ook maatwerk per diersoort en per bedrijfstak. De nieuwbouw en de verbouw van bestaande stallen hangt bovendien af van de specifieke bedrijfsomstandigheden (onder andere de financiële positie, toekomstperspectief van het bedrijf). Verduurzaming van stalgebouwen is daarom een proces van meerdere jaren.
Groeiend aantal
Uit de jaarlijkse monitoring van duurzaamheidsstallen (met bovenwettelijke aanpassingen of voorzieningen) blijkt zo’n 81.000 stallen (incl. pluimvee) integraal duurzaam te zijn; dit is 11,3% (peildatum 1 jan. 2015) van het totaal. Zo is de doelstelling van 8% van alle stallen integraal duurzaam in 2013 ruimschoots gehaald. Van de pluimveebedrijven is nu 32,1% integraal duurzaam, bij varkens is het inmiddels gegroeid naar 21,7%, bij rundvee naar 6,3%. Daarnaast is de bouw van zo’n 1100 integraal duurzame stallen in voorbereiding.
Om de bouw van integraal duurzame stallen te bevorderen zijn voorlichtingsprojecten opgezet, zoals het Nieuwe Veehouden, Varkensnet, Varkansen, Varkens Innovatiecentrum Sterksel en leertrajecten als ‘Zicht op gezonde dieren’ en ‘Antibioticavrije ketens’. Ook in het groene onderwijs, bij de CAH Dronten en in de Position Papers van de Rabobank wordt de aandacht gevestigd op de duurzame stallenbouw.
Dierenwelzijn en diergezondheid
Ook op het gebied van het welzijn en de gezondheid van dieren maakt de veehouderij goede vorderingen in de verduurzaming. Op initiatief van de EU is een European Animal Welfare Quality Program opgezet, dat ondermeer tot doel heeft het welzijn van dieren concreter en meetbaar te maken. De meetlat die in dit kader voor elke diercategorie wordt ontwikkeld, komt volgens plan medio 2015 voor alle sectoren beschikbaar. Deze dierenwelzijnsmeetlat moet veehouders helpen bij het optimaal managen van hun dieren. Zo, dat de dieren zich natuurlijk kunnen gedragen. De eerste sector die in de praktijk hiermee in de EU aan de slag gaat, is de Nederlandse vleeskalversector. Meer over dit onderwerp is te vinden in de dossiers Dierenwelzijn en Diergezondheid.
Antibiotica
Een van de actiepunten in de veehouderij is de verdere beperking van het gebruik van antibiotica. De toepassing is gebonden aan regels. Zo zijn houders van vleeskalveren, runderen en varkens verplicht het gebruik te registreren, een bedrijfsgezondheidsplan te hebben en te werken met een bedrijfsbehandelplan, dat is opgesteld samen een dierenarts. Het uitgangspunt is dat landbouwdieren gezond moeten kunnen opgroeien, met zo min mogelijk gebruik van antibiotica.
Het antibioticagebruik op de bedrijven wordt landelijk geregistreerd. Dat maakt het mogelijk het gebruik van bedrijven onderling te vergelijken. Overheid en bedrijfsleven hebben eind 2010 met dierenartsen-organisatie KNMvD de Stichting Diergeneesmiddelenautoriteit (SDa) opgericht. De SDa is onafhankelijk en stelt normen voor het verantwoord gebruik van diergeneesmiddelen, zoals antibiotica. De SDa rapporteert jaarlijks over het gebruik van antibiotica. Uit de gegevens van de SDa blijkt dat in alle sectoren een grote groep bedrijven weinig gebruikt en een kleine groep nog relatief veel.
Diertransport
Ook op het gebied van het verantwoorde en duurzaam vervoeren van dieren wordt voortgang geboekt. Er wordt gewerkt aan één landelijk kwaliteitssysteem voor alle transporteurs. Aandachtspunten zijn de duur van transport, de veterinaire veiligheid, het energieverbruik, de foodmiles en de maatschappelijke acceptatie. Gekeken wordt naar mogelijkheden voor verdere verbetering van transport naar de slachterij.
Energie en Milieu
Milieu en energie zijn belangrijke aspecten van een integraal duurzame veehouderij. In 2008 hebben overheid en bedrijfsleven het convenant ‘Schone en Zuinige Agrosectoren’ ondertekend, met als doel de energie-efficiency verder te verbeteren, de CO2- uitstoot verder te verminderen en de toepassing van duurzame energiebronnen (biomassa, mestvergisting, zonne- en windenergie) te vergroten. Het referentiejaar voor de verbetering van de energie-efficiency is 2003. De efficiency is sindsdien fors verbeterd. Het aandeel van de veehouderij in de energieopwekking in de landbouw is 63% van de biomassaketels en 21% van het aantal (co)vergisters. Een andere ontwikkeling is de realisering van energie neutrale stallen. Meer hierover in het thema Milieu en Techniek en het thema Energie en Water.
De vleessector werkt in zijn deel van de vee- en vleesketen aan eigen energiebesparingsplannen De vleessector heeft onder meer een routekaart ontwikkeld, gericht op een energiebesparing van 30 tot 50% in 2023. Meer hierover in het thema Duurzame Vleessector.
Soja
Een ander aspect van de verduurzaming is het verantwoord gebruik van grondstoffen, zoals soja. Door de stijgende mondiale vraag naar vlees blijft ook de vraag naar soja als diervoedergrondstof toenemen. Om neveneffecten van de teelt in met name Zuid-Amerika tegen te gaan, hebben de ketenpartijen het initiatief genomen voor het opzetten van een verantwoorde, gecertificeerde sojateelt. Dat gebeurt onder de noemers van Initiatief Duurzame Soja (IDS), de Task Force Soja (TFS), het Initiatief Duurzame Handel (IDH) en met name de Round Table on Responsible Soja (RTRS), dat zich ontpopt als standaard voor verantwoorde en gecertificeerde soja.
Eind 2011 is een intentieverklaring getekend gericht op overschakeling op 100% verantwoorde soja per 2015. Aansluitend heeft de diervoederbranche (Nevedi) een ‘grondstoffenwaaier’ gepubliceerd waarin per grondstof (zoals soja) het belang is aangeven en welke thema’s er spelen. Het gebruik van duurzaam geteelde soja in het voer is een van de voorwaarden van vleesverwerkende bedrijven voor de levering van slachtvee voor duurzaam geproduceerd vlees.
Mineralenkringloop
Een ander punt van aandacht is het sluiten van de mineralenkringloop: de maximale benutting van mineralen op het veehouderijbedrijf en de verantwoorde afzet en aanwending van mest. Dat kan door mest te gebruiken voor de opwekking van bio-energie in een vergistingsinstallatie. Maar ook door een betere benutting van de mineralen in het voer door de dieren en door mest te raffineren. Om de mineralenkringloop op het veehouderijbedrijf te helpen sluiten is in 2011 de Task Force Optimalisatie Mineralenkringloop opgericht.
Innovatie
De veehouderij moet zich medio 2023 hebben ontwikkeld tot een duurzame sector met draagvlak in de samenleving. De overheid heeft dit uitgangspunt in 2008 neergelegd in de Toekomstvisie Veehouderij. Voor het bedrijfsleven is dat beleidsmatig het vertrekpunt voor de Uitvoeringsagenda Duurzame Veehouderij (UDV).
Een ander vertrekpunt is het Topsectorenbeleid van de overheid. Deze ziet de agrifoodsector als een belangrijke pijler onder de Nederlandse economie.
Internationaal onderscheidt het Nederlandse agrifoodcomplex zich met hoogwaardige kennisinfrastructuur en met concurrentiekracht. Het topsectoren beleid vormt beleidsmatig en financieel de kaders voor het verder verduurzamen en innoveren van de voedselproductie in Nederland.
De Topsector Agri & Food heeft een ‘innovatiecontract’ om het onderzoek en de innovatie te versterken en te investeren in excellente kennis (Wageningen Universiteit). Sleutelwoorden ‘ meer met minder, hoge toegevoegde waarde en internationaal leiderschap’ . Het is de ruggensteun voor de verdere verduurzaming en de innovatiekracht van de agrifood sector en daarmee voor de Nederlandse concurrentiepositie.
Internationaal
Verdere verduurzaming van de Nederlandse veehouderij is cruciaal voor de positie van de hele vee- en vleesketen. De Nederlandse veehouderij staat internationaal te boek als een kennis- en kapitaalintensieve sector met vooruitstrevende, efficiënt werkende, exportgerichte ondernemers. Kortom: geduchte concurrenten. Nederland wil internationaal toonaangevend zijn in het duurzaam concurrerend produceren van vee en vlees. Dat betekent integraal aandacht voor welzijn, diergezondheid, milieu en arbeid. De Nederlandse veehouderij loopt internationaal voorop met zo’n integrale aanpak.
Ook in andere Europese landen is verduurzaming steeds meer een item. Het meest ontvankelijk in de EU voor verdere verduurzaming is Noordwest-Europa en Scandinavië. In Engeland wordt al jaren gewerkt aan het borgen en succesvol vermarkten van (vooral) dierenwelzijn. Ook bijvoorbeeld Duitsland, een van Nederlandse belangrijkste handelspartners, maakt de nodige slagen. Zo werkt de Duitse Dierenbescherming (met steun van de overheid) met een systeem van zilver en goud, dat gelijkenis toont met ‘ons’ sterrensysteem. Een complicatie voor Nederland is dat Duitse, maar ook Franse labels vaak werken met regionale herkomst, waardoor Nederlandse labels moeilijk kunnen aansluiten. De verwachting is dat op termijn de verduurzaming van de veehouderij in de afzonderlijke lidstaten steeds meer ingebed raakt in een algemeen Europees kader.
EU
De EU heeft sinds 1974 gemeenschappelijke wet- en regelgeving met (minimum)normen voor de huisvesting van landbouwdieren en met eisen rond volksgezondheid, diergezondheid en dierenwelzijn.
In 2006 is rondom dierenwelzijn verder beleid ontwikkeld (Actieplan 2006-2010) als Europese opmaat ter bescherming van het welzijn van dieren. Nederland is één van de drijvende krachten, bijvoorbeeld als het gaat om zaken als biggencastratie en het transport van dieren.
De EU wil toe naar één Europees systeem en logo. Welzijnscriteria moeten bovendien meetbaar zijn. Het Welfare Quality-onderzoek van de EU moet de wetenschappelijke en tegelijk concrete handvatten bieden. Ook wil de EU in de lidstaten voorlichting geven over de eisen rondom diervriendelijkheidslabels. De vee- en vleessector in de EU groeit zo stapsgewijs meer en meer toe naar een gelijk speelveld voor iedereen.
Links
RVO rapportage, resultaat van tien jaar energietransitie in de land- en tuinbouw:
De lekkerste recepten, winacties en meer ontvangen?
Schrijf je direct in: