Rond de milieu-impact van vlees heersen veel meningen en mythes.
Het is zaak de diverse onderliggende thema’s te benaderen op basis van (wetenschappelijke) feiten en het is belangrijk om vraagstukken integraal te benaderen.
De impact op het milieu wordt immers niet bepaald door ‘vlees alleen’, maar door de hele dierlijke ketens (hoofd- én bijproducten), in samenhang met plantaardige systemen, en bovendien van (primaire) producent tot en met de consument.
‘Vlees’ voortdurend, ideologisch en overmatig op de korrel nemen, trekt de aandacht weg van de nuance, van praktische vraagstukken, van oorzaken elders en van mogelijke oplossingen. Dat de planeet gered zou worden door geen vlees meer te eten klopt simpelweg niet. Het is belangrijk te streven naar een rationeel debat en te werken vanuit correcte gegevens en feiten.
Op basis van (Vlaams) literatuur-onderzoek lopen we ‘maatschappelijke thema’s’ kort langs.
Meer uitgebreide informatie vindt je in deze rubriek ‘Milieu & Techniek’ op de pagina’s per onderwerp.
Verder hebben we de aparte rubriek ‘Duurzaamheid’, met inleidingen over de ‘veehouderij’ en de vleessector’.
1. Meningen & Mythes
2. Footprint & Voedingswaarde
3. Verwaarding & Alternatieven
4. Verdeling broeikasgasemissies
5. Flow & Stock pollution
6. Meest duurzaam
7. Wereldbevolking
8. Integrale aanpak
9. Korte ketens
10. Digitalisering
11. Energiebesparing
12. Over Biomassa
1. Meningen & Mythes
De impact van voedselproductie- en consumptie op het milieu is voor steeds meer consumenten een punt van zorg én een aankoop-criterium. Dit is gecompliceerd, omdat er geen eenduidige maatstaf is rond de werkelijke effecten op het milieu. De realiteit betreft een complex systeem rond alle broeikasgassen, het energie- en waterverbruik en de consumptie.
Daarbij speelt dat maatschappelijke organisaties, politici, opinieleiders en mediavertegenwoordigers meningen en mythes verkondigen, niet zelden zonder veel (overtuigende) wetenschappelijke onderbouwing. (1).
Zo wordt wel geopperd dat een veganistische levensstijl de uitstoot met 25-50% zou verminderen, wat in werkelijkheid rond de 2-4% ligt, exclusief de nutritionele implicaties (impact op de gezondheid) van deze lifestyle aanpassing.
2. Footprint & Voedingswaarde
Vaak worden berekeningen van de footprint gebruikt zonder te kijken naar de kwaliteit van het voedingsmiddel. Het is belangrijk om duurzaamheidscijfers te verbinden met de essentiële bouwstenen van voedingsmiddelen.
Vergeleken met andere producten bevat vlees meer nutriënten. Het aminozurenpatroon van vlees is gelijkaardig aan dat van de mens. Zo is de vertering efficiënter en is er minder energie nodig om deze bouwstenen in het eigen lichaam te benutten. Wanneer men de uitstoot koppelt aan de essentiële aminozuren scoort vlees goed en is dan duurzamer dan bepaalde plantaardige producten (2).
3. Verwaarding & Alternatieven
Bij de dierlijke productie blijven (voedsel)verliezen zeer beperkt.
Alles aan een dier (karkas) wordt tot waarde gebracht. Van kop tot staart komen dierlijke producten op de markt, maar ook als grondstof voor medicijnen, cosmetica, riemen, schoenen & tassen, diervoeding, allerlei snoepgoed, lijm, verf, werkhandschoenen, borstels, en als brandstof, e.v.a.… Zo is er ruimschoots aanleiding om de footprint van de dierlijke ketens (en de beeldvorming) in positieve zin bij te stellen.
Tenslotte: kiezen voor alternatieven is niet per sé duurzamer.
Vervangers zijn veelal ultra-bewerkt, vallen niet uit de lucht en vereisen in de productie ook (natuurlijke) grondstoffen, bevatten vetten, zouten, toevoegingen, maar vergen ook energie en water, hebben een lagere voedingswaarde en leveren verder geen nevenproducten.
Exotische vruchten en groenten kunnen ‘niet-duurzaam’ zijn. Avocado’s vergen veel water, leggen druk op het tropisch regenwoud en op lokale gemeenschappen (3, 4.) en hebben de nodige transportkilometers.
Zo is er aanleiding om de footprint van alternatieven (en de beeldvorming) wat te moeten bijstellen en niet voetstoots aan te nemen dat deze – in de regel – beter zou zijn.
(1) www.hln.be/wetenschap-planeet/milieu/overweldigd-door-de-negatieve-gevolgen-van-klimaatverandering-dit-kan-je-zelf-doen~a558a206/
(2) www.nature.com/articles/srep26074
(3) http://theconversation.com/is-a-vegetarian-diet-really-more-environmentally-friendly-than-eating-meat-71596
(4) https://theconversation.com/trendy-foods-should-come-with-a-recipe-for-sustainability-65766
Rundvlees, methaan
Het duurzaamheidsdebat mist vaak samenhang.
Zo wordt rundvlees (exclusief zuivel aandeel) vaak aangesproken op met name methaan. Binnen de landbouw is dat het belangrijkste broeikasgas. Daarbij wordt (louter) gekeken naar de runderen vanwege de vertering en wordt vervolgens vertaald naar het vlees, wat bij Nederlandse melkkoeien slechts 4% van de productie vertegenwoordigd (> 96% = zuivel).
Vlees worden al te makkelijk als dé boosdoener gezien, wat de aandacht afleidt van andere, grotere probleemsectoren, buiten de veehouderij.
4. Verdeling broeikas-gas-emissies
Wereldwijd heeft lange tijd het beeld geheerst (en soms bewust in stand gehouden), dat de veestapel hoofdverantwoordelijk zou zijn voor de meeste broeikasgassen en dus de carbon footprint .
In 2006 beweerde het FAO, dat de veestapel (eerst 18% , later 14,5%) een ‘grotere uitdaging’ zou zijn dan het transport (13,5%). Dat was al iets genuanceerder, maar rond 2010 kwam daar sterke reacties op door, onder meer van professor Frank Mittloehner (UC Davis). Hij (e.a.) toonde aan, dat vergelijkingen niet deugden.
Bij de berekening van de veestapel is men (wél) uitgegaan van de hele lifecycle analysis (LCA), terwijl bij het transport uitsluitend is gekeken naar de directe uitstoot (de uitlaat), zonder mee te rekenen hoe het voertuig tot stand komt. Bij meer gelijkwaardige uitgangspunten zou veeteelt eindigen met een percentage van 5% en transport op 14%. (IPCC) (5)
Volgens de FAO daalt de uitstoot van methaan in alle geïndustrialiseerde landen. Er is wel een stijging in ontwikkelingslanden.
De impact van methaan via de veestapel op de klimaatopwarming is sinds 1997 gedaald met 12,5%. Toch blijft de hoeveelheid broeikasgassen stijgen (6), wat in het geval van methaan met name komt door de fossiele brandstofindustrie (energie, transport) en niet door de veestapel (7).
Zie verder ook ons dossier ‘Carbon Foot Print‘.
(5) http://news.trust.org/item/20180918083629-d2wf0
(6) MIRA – Algemene Directie Statistiek
(7) http://www.climatecentral.org/wmo-greenhouse-gas-bulletin-2015
Overige bronnen
(a) World Resources Institute, Climate Analysis Indicator Tool (CAIT), Navigating the numbers: Greenhouse Gas Data and International Climate Policy, December 2005
(b) www.climatecentral.org/wmo-greenhouse-gas-bulletin-2015
(c) www.beefresearch.org/sustainability/q17B/index.html
(d) www.nasa.gov/feature/jpl/nasa-led-study-solves-a-methane-puzzle
(e) http://science.sciencemag.org/content/361/6398/186.full
5. Flow & Stock pollution
Methaan heeft een korte levensduur (8) en kan beheerst worden. Methaan is als ‘flow pollutant’ makkelijker onder controle te houden dan een ‘stock pollutant’ met een veel langere levensduur (9).
Het is belangrijk én urgent om in te zetten op de sectoren die bijdragen in stock pollutants, zoals de transport- en energiesector, waar grote verschillen kunnen worden gemaakt.
NB> In de VS ligt de bijdrage van dierlijke productie rond de 4% terwijl transport en energie elk 28% vertegenwoordigen (10). Als de VS hun gehele veestapel zouden afbouwen, zou de besparing niet meer bedragen dan 2.6% én gepaard gaan met een achteruitgang van de volksgezondheid (11).
Campagnes
Onder het mom van het klimaat worden campagnes opgestart tegen de consumptie van vlees (12).
De vleessector heeft enerzijds begrip voor de zorgen of de (ideologische) keuzes van groepen in de samenleving, maar adviseert het beleid zich te (blijven) baseren op feiten, wetenschappelijke inzichten en rationele consensus.
(8) www.climatecentral.org/wmo-greenhouse-gas-bulletin-2015
(9) https://theconversation.com/why-methane-should-be-treated-differently-compared-to-long-lived-greenhouse-gases-97845
(10) www.epa.gov/ghgemissions/sources-greenhouse-gas-emissions
(11) www.pnas.org/content/early/2017/11/07/1707322114
(12) https://eatforum.org/eat-lancet-commission/
6. Meest duurzaam
Nederlandse vleesketens horen tot de meest duurzame.
Dit komt door de Nederlandse kenniseconomie, de logistieke infrastructuur, de efficiency & schaalgrootte.
In Nederland wordt duurzaamheid voorop gesteld wat resulteert in goede scores in het energieverbruik, een lage uitstoot per kilo product (en bijproduct). Zo scoort ons land veelal beter dan elders, zowel binnen als buiten Europa.
Het grootste aandeel in de Europese broeikasgasemissie komt van (fossiele) brandstofverbranding, met 55% van alle broeikasgassen in 2015.
Dan is de transportsector de tweede producent van broeikasgassen, gevolgd door de landbouwsector met 10% van alle broeikasgassen (13).
De vee- en vleessectoren zijn productief en efficiënt, waardoor de emissie van broeikasgassen in de EU landbouw relatief laag is (14).
Vleesbedrijven hebben geïnvesteerd in energiebeheersing, warmtepompen, waterzuivering e.a.. Ze zijn ‘van nature’ bovendien sterk gefocust op de vierkantsverwaarding – het duurzaam benutten en tot waarde brengen van alle delen van het karkas – en zo het voorkomen van verspilling (15).
Consumenten – op hun beurt – zoeken meer informatie over de herkomst van hun voeding (16), schenken aandacht aan duurzaam geproduceerde producten (17) en kiezen vaker producten met keurmerken / claims rond duurzaamheid.
(13) Eurostat, 2015
(14) IPCC, 2006
(15) Rapport Departement van Landbouw en Visserij, 2016
(16) www.boerenbond.be/kenniscentrum/onderwerpen/verbreding-en-stadslandbouw/korte-keten-en-voedselstrategie%C3%ABn
(17) www.vlam.be
7. Wereldbevolking
De behoefte aan beschikbare, betaalbare en voedzame voeding voor een groeiende wereldbevolking staat op gespannen voet met het gebruik van natuurlijke bronnen en de impact daarvan op het klimaat / de planeet.
Uit gegevens van de FAO, blijkt dat een miljard mensen honger lijdt. Daarnaast lijdt nog eens een miljard mensen aan ‘verborgen honger’: met voedingstekorten (mineralen of vitamines), ook al is er ter plaatse wel voldoende voedsel beschikbaar. Hun voeding is niet gezond en evenwichtig samengesteld (18).
(18) Mozaffarian, Rosenberg, & Uauy, 2018
8. Integrale aanpak
In de zoektocht naar methodes om voedsel zo duurzaam mogelijk te produceren moeten we uitgaan van een integrale benadering. Een goede definitie is in 2010 vastgelegd door de FAO aan de hand van de publicatie Sustainable Diets and Biodiversity:
‘Een duurzaam voedingspatroon omvat voeding met weinig impact op het milieu, dat bijdraagt aan de nutritionele kwaliteit en aan een gezond leven voor de huidige en toekomstige generaties.
Duurzame voedingspatronen beschermen en respecteren de biodiversiteit en ecosystemen, zijn cultureel aanvaardbaar, toegankelijk, economisch voordelig en betaalbaar; voedzaam, veilig en gezond; terwijl natuurlijke en menselijke hulpbronnen geoptimaliseerd worden (19).”
Met zo’n integrale aanpak zal het mogelijk moeten zijn om de groeiende bevolking op een voedzame manier te voeden, met een lage impact op het klimaat en het milieu en op een toegankelijke en cultureel geschikte wijze.
(19) FAO, 2010
De sector speelt in op de vraag naar meer duurzaamheid in het productieproces. Als de maatschappelijke vraag wijzigt, wijzigt de sector mee, steeds vaker door gebruik te maken van technologische mogelijkheden, maar ook in de vorm van ketenconcepten.
9. Korte ketens
Een korte keten kan (deels) een oplossing bieden.
Naast de CO2- en watervoetafdruk rond de productie, bepaalt het transport en de distributie naar de consument immers mede de milieudruk van een voedingsmiddel, zoals vlees. (20).
Een korte keten helpt dat de consument meer betrokken is en direct contact heeft met de producent. Dit versterkt het vertrouwen (21) en zorgt dat de consument beter op de hoogte is van (de schakels in) de productie (22).
Bij lokale producten met een korte keten wordt gebruik gemaakt van grondstoffen of materialen (dichter) uit eigen omgeving (23).
De laatste jaren zien we dat consumenten wat vaker rechtstreeks bij de boer vlees kopen en gericht op zoek gaan naar streekproducten.
(20) www.boerenbond.be/kenniscentrum/onderwerpen/verbreding-en-stadslandbouw/korte-keten-en-voedselstrategie%C3%ABn
(21) www.rechtvanbijdeboer.be/waarom-recht-van-bij-de-boer/rechtstreekse-relatie
(22) www.rechtvanbijdeboer.be/waarom-recht-van-bij-de-boer/beperkt-aantal-schakels
(23) www.rechtvanbijdeboer.be/waarom-recht-van-bij-de-boer/lokaal-karakter
10. Digitalisering
Er zijn technologische ontwikkelingen, zoals de digitalisering, en het beschikken over ‘big data’. Binnenkort weet de boer alles over elk stukje landbouwgrond. Als data gekoppeld worden aan klimatologische kennis ligt er veel voorspellend vermogen, met kansen voor precisielandbouw.
Slimme sensoren helpen de voerefficiëntie verder verbeteren, huisvesting en ziektes van dieren monitoren, enzovoort.
Vervolgens komt op de verpakking een sensor. De consument kan dan – voor zover mogelijk – zien van welke boer (de grondstof voor) het product komt en met hem/ haar praten. Technologie is uiteraard geen doel op zich, maar een middel om de beschikbare natuurlijk bronnen zo goed mogelijk (duurzaam) te kunnen gebruiken (24) en de consument te bedienen.
(24) www.landbouwleven.be/2787/article/2018-04-17/louise-fresco-schetst-de-toekomst-van-de-landbouw
11. Energiebesparing
Bij elektriciteit is het van belang om na te gaan hoe het energieverbruik van de veehouder is samengesteld.
Zo neemt de mechanische ventilatie een forse hap uit het energiebudget (bij vleesvarkens tot 75%). De tweede verbruiker zijn de lampen, die de biggen warm houden. Veel varkenshouders (e.a.) zetten in op zonnepanelen op de stallen (25).
En zo heeft één-derde van de bedrijven al zonnepanelen en worden nieuwe stallen er mee voorzien.
Daarnaast is het mogelijk om bedrijfseigen mest te vergisten tot eigen energie.
Landbouw en veeteelt leveren ook energie. Biomassa wordt daarmee een nieuwe grondstof en voor de landbouw een nieuw product.
De maatschappij zal zich ontwikkelen tot een ‘bio-based’ economie en tot een circulaire economie (26).
(25) www.varkensloket.be/Portals/63/Documents/VA2015_BespaarWatt-WEBSITE.pdf?ver=2016-04-27-154332-957
(26) www.landbouwleven.be/2787/article/2018-04-17/louise-fresco-schetst-de-toekomst-van-de-landbouw
12. Over Biomassa
Meer dan de helft van de mondiale rundvleesproductie vindt plaats op graslanden, die – als marginale gronden – verder niet geschikt zijn voor iets anders. Alleen herkauwers kunnen deze biomassa omzetten in hoogwaardige eiwitten, vitaminen en mineralen, die wél geschikt zijn voor humane consumptie. (27)
Wereldwijd is een kwart (26%) van alle landbouwgrond ongeschikt voor akkerbouw, maar wel als grasland. Herkauwers (melkkoeien) kunnen deze ‘marginale gronden’ wél benutten. Bovendien is de waarde van deze graslanden hoog als opslagplaats voor CO2. Deze opslag wordt onvoldoende gezien in het klimaatdebat.
Jaarlijks worden miljoenen tonnen bijproducten van de voeding- en biobrandstofindustrie benut als veevoeder. De voerindustrie zet zich verder in om lokaal geproduceerde eiwitbronnen zo goed mogelijk te valoriseren (28).
De veehouderij benut veel nevenstromen uit de voedingsindustrie. Zo blijft na de productie van suiker uit suikerbieten, pulp over die gevoerd wordt aan de dieren. Ongeveer de helft van de grondstoffen voor mengvoeders betreft een nevenproduct uit de voedingsindustrie of de biobrandstofsector (29).
Landbouwdieren kunnen restproducten, die dan nog niet geschikt zijn als voedsel voor mensen, omzetten in hoogwaardige eiwitten, die mensen wel kunnen consumeren.
Bij een volledig plantaardig dieet zouden deze reststromen onbenut blijven: er zou de facto meer landbouwgrond nodig zijn.
(27) https://bfa.be/BFA_Jaarverslagen
(28) www.vilt.be/Vlees_en_duurzaamheid_Met_plantaardige_of_dierlijke_voeding_de_wereld_voeden
(29) https://bfa.be/BFA_Jaarverslagen
De lekkerste recepten, winacties en meer ontvangen?
Schrijf je direct in: