Voer voor dieren moet in principe aan dezelfde eisen voldoen als het voedsel voor mensen: voedzaam, smakelijk en veilig. Een uitgebalanceerd dieet is (ook) bij dieren van belang. Het streven is immers optimale productie van goed, lekker en veilig vlees. Eisen aan diervoeders zijn vaak zelfs nog strenger dan die aan de humane voeding.
Diervoer
In Nederland wordt zo’n 25 miljoen ton diervoer geproduceerd (ruwvoer zoals gras en snijmais buiten beschouwing gelaten), waarvan ruim de helft aan mengvoeders. Per diersoort, leeftijd en gebruiksdoel is bekend wat de voerbehoefte van dieren is. Een juiste balans tussen bestanddelen is essentieel. Overschot en tekort moeten worden voorkomen. Bijvoorbeeld om dieren niet te vet te laten worden en optimaal te laten groeien.
In de praktijk werken veehouder, voerleverancier en onderzoekers nauw samen om een optimaal voerrantsoen samen te stellen. Teveel voer leidt tot overbodige kosten en meer mest, terwijl een tekort leidt tot lagere groei.
Om de kostprijs te beperken en omdat de spijsvertering van dieren afwijkt van die van mensen, kunnen vaak bijproducten uit de levensmiddelenindustrie worden verwerkt. Voor menselijke voeding ongeschikte ingrediënten dragen zo bij aan een hoogwaardig vleesproduct. Voorbeelden zijn bietenpulp (suikerindustrie), bierbostel (restproduct bierbrouwerijen) en stoomschillen (resten van friet- of chips-producenten). Het gaat hier om bijna 5 miljoen ton vochtrijke grondstoffen.
Levensmiddelen die mensen niet meer willen of kunnen eten, kunnen vaak nog prima worden benut als diervoer, met name voor varkens. Te denken valt aan levensmiddelen, die supermarkten niet hebben verkocht of koekjes die niet aan de eisen van de fabrikant voldoen.
Samenstelling
Goede diervoeding bevat eiwitten, energie, mineralen, vitamines en andere essentiële of nuttige kleinere bestanddelen. Per diersoort en per leeftijd verschilt de samenstelling. Net zoals een topsporter een ander dieet heeft dan een kind op de basisschool of de voeding voor een 80-jarige. Iedereen heeft dezelfde bouwstenen nodig, alleen de hoeveelheid en de verhouding varieert.
Eiwitten zijn opgebouwd uit aminozuren. Voor een diervoerproducent en een veehouder is het de kunst om ingrediënten zo te kiezen dat de samenstelling zo goed mogelijk aansluit bij de behoefte van het dier. Dat komt uiteindelijk de vleeskwaliteit ten goede. De keuze hangt af van de diersoort en de leeftijd. Een tekort van een aminozuur kan worden aangevuld, terwijl een overmaat niet leidt tot extra groei en dus onnodig de kosten verhoogt.
Dierlijke en plantaardige eiwitbronnen
Er zijn dierlijke en plantaardige eiwitbronnen die in diervoeder kunnen worden gebruikt.
Nadat in Groot-Brittannië de BSE-uitbraak bleek terug te voeren op verkeerde verwerking van dierlijke eiwitten tot voer voor runderen, is gebruik van dierlijk eiwit verboden. Ook voor varkens en pluimveevoer moest overgestapt worden naar plantaardige eiwitbronnen. Vóór het verbod werd in Nederland circa 1,1 miljoen ton dierlijke eiwitten in diervoer gebruikt. In Europa was dat zo’n 15 miljoen ton. Dit moest worden vervangen door plantaardige bronnen.
De samenstelling van plantaardig eiwitten sluit minder goed aan bij de behoefte van dieren. Soja-eiwit komt qua samenstelling het dichtst in de buurt. Door het EU-verbod op dierlijke eiwitten steeg het sojagebruik (zo’n 10%). De EU bekijkt of dierlijke eiwitten weer kunnen worden toegelaten in voer voor alleseters, zoals varkens.
Plantaardig eiwit
De belangrijkste bronnen van plantaardige eiwitten zijn oliehoudende zaden zoals koolzaad, lupinen, soja, palmpitten en zonnebloempitten. Olie uit deze zaden wordt gebruikt voor menselijke consumptie als spijsolie, voor cosmetische producten, natuurlijke smeerolie en ook voor biobrandstof (biodiesel). Na het uitpersen blijft een korrelig product achter, als schilfers of schroot, dat verwerkt kan worden.
Vanwege de gunstige samenstelling van het product wordt in Nederland per jaar 2,8 miljoen ton sojaschroot gebruikt voor diervoeder. Een klein deel wordt rechtstreeks geïmporteerd uit Brazilië en Argentinië. Het meeste wordt ingevoerd als volledige boon, waar de olie wordt uitgeperst. Circa 20% van het gewicht is olie, 80% is meel. In koolzaad en zonnebloemzaad zit juist weer veel meer olie: rond 42-44%. De prijs van de oliën is twee tot vier die van het meel.
Energie in voer
Naast eiwitten als bouwstenen voor het lichaam heeft een dier energie nodig om te groeien. Hiervoor kan worden gekozen uit veel grondstoffen. De belangrijkste groep zijn de (voer)granen. In de EU wordt jaarlijks 290 miljoen ton geproduceerd, waarvan 170 miljoen ton voor diervoer. Voor menselijke consumptie en de export blijven nog miljoenen tonnen beschikbaar. Ook kunnen bijproducten uit de levensmiddelenindustrie uitstekend worden gebruikt als diervoeder.
Energieleverende ingrediënten bestaan uit (voer)granen en graan-bijproducten uit de zetmeel- en levensmiddelenindustrie. Ook kan een mengvoerbedrijf kiezen voor eiwitproducten waarin plantaardige olie is achtergebleven en die zodoende veel energie bevatten. Verder is melasse een geliefde grondstof in diervoeder. Dit is een energierijk bijproduct uit de suikerindustrie.
Herkauwers, zoals runderen, schapen en geiten, kunnen goed planten verteren die voor andere dieren en de mens nauwelijks bruikbaar zijn. Gras, hooi en snijmaïs zijn de meest gebruikte ruwvoeders. Ook de restproducten van de suiker-, zetmeel-, en bierindustrie zijn bruikbaar voor runderen, geiten en schapen.
Controle & Veiligheid
Bij de productie van diervoeders zijn drie punten belangrijk. Allereerst de voedselveiligheid voor consumenten. Voer mag alleen ingrediënten bevatten die veilig vlees garanderen. Het tweede punt is dat diervoeder voedzaam en gezond moet zijn voor de dieren. En ten derde moet diervoeder zorgen voor de beste kwaliteit vlees. De regels zijn Europees vastgelegd. In Nederland is dat vertaald in de Kaderwet Diervoeders die sinds 2004 van kracht is. De gedachte is dat gezond voedsel begint met gezond diervoer.
Waarborg & Voorzorg
Nederland had eind vorige eeuw en het begin van deze eeuw te maken incidenten rond diervoeders, zoals de besmetting van diervoer met dioxine en de uitbraak van BSE. Dit leidde tot scherpere regels en meer intensieve controles. De diervoedersector heeft het kwaliteitsborgingssysteem GMP+ International ontwikkeld. Het is de basis waarop voerproducenten hun eigen, aanvullende controles baseren. In de Nederlandse melkveehouderij het verplicht om te werken met het systeem Securefeed.
De werkwijze binnen GMP+ International is vergelijkbaar met de internationale levensmiddelenindustrie. Het is gebaseerd op HACCP-protocollen. GMP+ International is uitgebouwd van de grondstoffenproducent tot en met transporteur en veehouder.
Onafhankelijke auditors van certificerende instellingen controleren de naleving van de regeling. Ondernemingen die in overtreding zijn, kunnen hun certificaat kwijtraken. Van sommige stoffen hebben wetenschappers pas na lange tijd ontdekt dat ze een risico kunnen vormen. Zodra dat wordt ontdekt, worden direct passende maatregelen genomen, zoals terughaalacties van voer en zo nodig ook van vee en vlees.
Early Warning, Tracking & Tracing, Kwaliteitsgaranties
Het kwaliteitsprogramma van de voersector voorziet in een Early Warning & Respons System (EWS). Dit is nodig voor het tijdig signaleren en adequaat oplossen van potentiële risico’s voor mens en/of dier, die zich ondanks de preventieve kwaliteitsborging toch nog zouden kunnen voordoen.
Tracking & Tracing betekent traceerbaarheid, een belangrijk onderdeel van kwaliteitsborging. Het is een systeem om zo snel en nauwkeurig mogelijk de herkomst van grondstoffen in kaart te brengen. Zo kunnen bedrijven al vroeg worden gewaarschuwd. Dit systeem vereist goede logistiek en registratie van gegevens over partijen grondstoffen en diervoeders.
De Nederlandse diervoederbedrijven lopen internationaal gezien voorop met hun kwaliteitsprogramma. Het is ontwikkeld samen met de verwerkende sectoren (zuivel, eieren en vlees). De dierlijke sectoren streven de beste garanties na. Veehouders die werken volgens de ketenkwaliteitsystemen IKB of KKM zijn verplicht voer te gebruiken dat GMP-gecertificeerd is.
Bronnen en links
- Kijk bij de brancheorganisatie voor de diervoederproducenten Nevedi
- OPNV, belangenbehartiger van producenten van vochtrijke voedermiddelen
- Hoeveelheden gebruikte bijproducten als veevoer
- Securefeed
De lekkerste recepten, winacties en meer ontvangen?
Schrijf je direct in: