Veehouders en vleesverwerkers zijn in principe altijd geïnteresseerd in het optimaliseren van de vleesproductie, in vernieuwing en aanpassing aan de vraag. Dit leidde in de wereld van de fokkerij door de jaren tot honderden varkens- runder- en schapenrassen met specifieke kenmerken, vleeskwaliteiten en mogelijkheden. Zo zijn ook kunstmatige inseminatie (KI) en embryotransplantatie al lang gemeengoed.
De (wetenschappelijke) techniek van het klonen van dieren vindt alleen plaats op experimentele basis in onderzoeksinstituten. Regelgeving rond klonen is op Europees niveau strikt vastgelegd. Gekloonde dieren of vlees daarvan komen in Nederland (en Europa) niet op de markt.
Klonen van dieren
Bij het klonen van dieren wordt een celkern uit een lichaamscel van één ouderdier overgebracht in een eicel waaruit de celkern is verwijderd. Zo kan een embryo ontstaan met dezelfde genetische eigenschappen als dat van het donordier. Vooralsnog is de slagingskans gering en de overlevingskans van de embryo’s is niet groot. Voorlopig komt klonen sporadisch voor (en alleen op experimentele basis) in gespecialiseerde instituten. Op langere termijn is het in principe mogelijk dat het tot een toepassing komt in de fokkerij van landbouwhuisdieren. Bij het klonen is er geen doelgerichte verandering van het genetisch materiaal. Er wordt uitsluitend een genetische kopie gemaakt van het dier dat het DNA-materiaal heeft geleverd. Anders dan bij de reguliere fokkerij worden geen genetische eigenschappen gewijzigd (of verder verbeterd).
Situatie in Nederland en internationaal
In Europa is het niet waarschijnlijk dat fokkerijorganisaties gebruik gaan maken van gekloonde dieren. Er bestaat wel een geringe kans dat vlees (van nakomelingen) van gekloonde dieren in Europa op enig moment verkocht zou kunnen worden, omdat de wet- en regelgeving in Noord- of Zuid- Amerika ruimer is dan die in de EU. Technisch gesproken kan via DNA analyse worden nagegaan of embryo’s of sperma van gekloonde dieren komen. Vooralsnog is er geen reden aan te nemen dat dit in Europa op de markt zou zijn.
Europese discussie
De meeste Europese consumenten zijn vanwege ethische aspecten tegen het klonen van dieren. Zo blijkt uit een EU onderzoek. In het voorjaar van 2011 wilde het Europese Parlement daarom veranderingen aanbrengen in de richtlijn voor Novell Foods, EC 258/97 (van kracht sinds 27 januari 1997). Hierin staat dat nieuwe voedingsmiddelen een veiligheidstoetsing moeten doorlopen voor ze op de markt mogen worden gebracht.
Het Europese Parlement wil uitgebreidere etikettering, een verbod op klonen en een verbod op import van gekloonde dieren, de nakomelingen en de producten. De Europese Commissie wil alleen etikettering van de gekloonde dieren zelf en een verbod op klonen voor voedselproductie. Door dit verschil in zienswijze is (vooralsnog) geen specifieke wetgeving voor klonen tot stand gekomen. Zonder een EU harmonisatie mogen lidstaten zelf eisen stellen. Het Europees Parlement pleit voor een moratorium op kloondieren zolang er geen Europese regelgeving bestaat. De Europese Commissie stelt dat een totaal importverbod niet te handhaven is.
Wetgeving in Nederland
Er is geen specifieke Nederlandse regelgeving op het gebied van de (theoretische) import van klonen, of van nakomelingen of producten daarvan. Maar: op basis van de Gezondheids- en Welzijnswet voor Dieren (GWWD) en het daarop gebaseerde Besluit Biotechnologie bij Dieren is het verboden zonder vergunning biotechnologische handelingen bij dieren uit te voeren. Zo mogen geen handelingen worden verricht met betrekking tot dieren of dierlijke embryo’s als die niet zijn gericht op doeleinden van algemeen maatschappelijk belang.
De Nederlandse regelgeving is opgenomen in het Warenwetbesluit Nieuwe voedingsmiddelen, een afgeleide van de Europese verordening.
Voedselveiligheid
De Amerikaanse Food en Drug Administration (FDA) én de European Food Safety Authority (EFSA) concluderen dat er op het gebied van voedselveiligheid geen verschil is in samenstelling tussen vlees van gekloonde dieren of van ‘normale’ dieren. Er is daarom geen reden aan te nemen dat producten van gekloonde dieren van invloed zouden zijn op de voedselveiligheid.
Ontwikkelingen en verwachtingen
Of de innovatie bij klonen van dieren een hoge vlucht zal nemen, is lang niet zeker en eerder onwaarschijnlijk. De kosten van klonen zijn hoog, zodat het alleen voor heel specifieke toepassingen lonend zou kan zijn. Hierbij valt te denken aan fokkerij van ouderdieren met bijzondere genetische eigenschappen waarvan de fokkerij graag meer identieke ‘nakomelingen’ wil voor productie of als basis voor verdere fokkerij. Bij klonen is echter sprake van genetische stilstand, omdat nakomelingen dezelfde eigenschappen hebben als de ouder(s). In de moderne veehouderij wordt juist gewerkt aan voortdurende aanpassing aan nieuwe wensen en eisen van consumenten of omstandigheden en dus aan verdere verbetering van de veestapel.
Tenslotte speelt de acceptatie van de maatschappij en de markt een doorslaggevende rol.
De lekkerste recepten, winacties en meer ontvangen?
Schrijf je direct in: