Additieven in diervoer verbeteren de kwaliteit van het voer, zoals geur, smaak , textuur, houdbaarheid en de vertering. De EU stelt hier strikte eisen aan, te beginnen met een goedkeuring door de overheid.
Diervoeder wordt in eerste instantie geproduceerd met basisgrondstoffen zoals gras, maïs, zonnebloempitten, soja, granen en allerlei bijproducten uit de levensmiddelenindustrie. Van alle voedermiddelen is bekend wat de voerwaarde is en hoeveel mineralen, vitamines en andere nuttige stoffen het bevat. Om aan te sluiten bij de behoefte van het dier, werken producenten met individuele toevoegmiddelen (additieven). Verder verlengen bepaalde additieven de houdbaarheid en verbeteren de vertering van diervoeding.
Er zijn veel additieven beschikbaar. Sporenelementen, mineralen, vitaminen, conserveringsmiddelen en bindmiddelen zijn enkele voorbeelden. Maar ook enzymen die zorgen, dat voedingsstoffen beter beschikbaar komen voor het dier. Conserveringsmiddelen zorgen voor houdbaarheid bij opslag en transport. Verder kunnen smaakverbeterende stoffen worden toegevoegd.
In alle gevallen geldt dat de stoffen moeten voldoen aan wettelijke bepalingen. Veiligheid voor mens, dier en milieu is het uitgangspunt. Toelating van de producten is op EU-niveau geregeld. Daarnaast zorgen de producenten zelf voor certificering van de productie, handel en verwerking.
Vier soorten additieven
- Technische additieven zorgen voor een betere houdbaarheid of verwerking van het voer, zoals conserveermiddelen, maar hebben geen directie invloed op de voederwaarde;
- Sensorische additieven zijn smaak-, kleur- en geurstoffen die zorgen voor betere voeropname;
- Nutritionele additieven helpen bij het (verder) verbeteren van de voederwaarde. Denk aan vitamines, mineralen en sporenelementen;
- Zoötechnische additieven verbeteren de diergezondheid meestal door het versterken van de darmflora.
Additievenlijst
Technologische additieven
- conserveermiddelen: stoffen of micro-organismen, die voedermiddelen beschermen tegen bederf door micro-organismen of metabolieten (stof die bij de stofwisseling wordt gevormd) daarvan;
- antioxidanten: stoffen die de houdbaarheid van diervoeders en voedermiddelen verlengen door deze te beschermen;
- emulgatoren: stoffen die een homogene menging van twee of meer onmengbare fasen (vaste, vloeibare en gasvormig) in een voer mogelijk maken;
- stabilisatoren: stoffen die de fysisch-chemische toestand van diervoer helpen handhaven;
- verdikkingsmiddelen: stoffen die de viscositeit (stroperigheid) van een diervoeder vergroten;
- geleermiddelen: stoffen die een diervoeder vorm geven door de vorming van een gel;
- bindmiddelen: stoffen die de neiging van deeltjes van diervoeders om aan elkaar te kleven, vergroten;
- stoffen om radionucleïde (straling) verontreiniging te bestrijden: stoffen die de absorptie van straling tegengaan of de afscheiding ervan bevorderen;
- antiklontermiddelen: stoffen die de neiging van afzonderlijke levensmiddelendeeltjes om aan elkaar te kleven, verkleinen;
- zuurteregelaars: stoffen die de pH van een diervoeder regelen;
- inkuil toevoegingsmiddelen: stoffen, met inbegrip van enzymen of micro-organismen, die zijn bedoeld om de productie van kuilvoeder te verbeteren;
- denatureermiddelen: stoffen waarmee de oorsprong van een specifiek levensmiddel of voedermiddel te achterhalen is.
Sensorische additieven
- kleurstoffen
- stoffen die kleur geven of kleur teruggeven aan voer;
- stoffen die een levensmiddel van dierlijke oorsprong kleur geven;
- stoffen die een gunstig effect hebben op de kleur van siervissen of -vogels.
- aromatische stoffen: stoffen die de diervoeders geuriger en smakelijker maken.
Nutritionele additieven
- vitaminen, provitaminen en chemisch duidelijk omschreven stoffen met een gelijkaardige werking;
- verbindingen van sporenelementen;
- aminozuren, de zouten en de analogen daarvan;
- ureum en zijn derivaten.
Zoötechnische additieven
- verteringsbevorderaars: stoffen die bij toediening aan dieren de verteerbaarheid van de voeding vergroten doordat zij op bepaalde voedermiddelen werken;
- darmflorastabilisatoren: micro-organismen of andere, chemisch gedefinieerde stoffen, die bij toediening aan dieren een gunstig effect op de darmflora hebben;
- stoffen met een gunstig effect op het milieu;
- andere zoötechnische toevoegingsmiddelen
Veiligheid en werkzaamheid
Door het internationale karakter van de productie en verwerking van diervoederadditieven is toelating voor het gebruik Europees geregeld. Producenten moeten dossiers overleggen waaruit blijkt dat de stof werkzaam is en veilig is voor de gebruiker, voor de (vlees)consument, en ook voor het dier en het milieu. De Europese Voedsel Veiligheid Autoriteit (EFSA) beoordeelt dit.
Om een bewijs van veiligheid en werkzaamheid te kunnen overleggen moeten fabrikanten praktijkproeven (laten) uitvoeren. Dit is een langdurig en kostbaar proces waar een reeks verschillende tests voor moeten worden uitgevoerd. Een additief krijgt alleen toelating voor specifieke toepassingen. Voor andere doeleinden mag het niet worden gebruikt. Als een additief is toegelaten voor varkensvoer, mag het niet in rundveevoer worden gebruikt. Ook is de maximale dosis voor ieder product vastgelegd.
De Europese richtlijn 1831/2003 is het uitgangspunt voor toelating van alle additieven. Elke toevoeging voor diervoer moet daaraan voldoen. Na toelating wordt het openbaar gepubliceerd zodat transparantie is gewaarborgd. Ook als een product toegelaten is, moet de fabrikant en de gebruiker zorgen voor een zorgvuldige productie en verwerking. De controle ligt bij externe certificerende instanties en overheden.
Bronnen en links
De lekkerste recepten, winacties en meer ontvangen?
Schrijf je direct in: