Fokbeleid gericht op terugdringing van gevoeligheid
Scrapie is een besmettelijke ziekte bij die schapen en geiten die er genetisch gevoelig voor zijn. De ziekte kwam in beeld toen eind 20e eeuw werd gedacht aan een relatie tussen scrapie en BSE. Het gevolg was een monitoringsprogramma om zieke dieren tijdig op te sporen en een strikt beleid te voeren om scrapie te bestrijden en zelfs uit te roeien. Een voorbeeld van zo’n maatregel in Nederland is het fokken met rammen die genetisch immuun zijn voor scrapie, waardoor de ziekte niet meer wordt overgedragen op toekomstige generaties.
Het is nog nooit aangetoond dat scrapie overdraagbaar is op mensen. Ook niet in landen waar hersenen of ogen van schapen worden gegeten, zoals in Afrika en Frankrijk. Voor de zekerheid hebben overheden en de Nederlandse sector gekozen om per 1997 risico-organen van schapen en geiten ouder dan een jaar na de slacht direct te verwijderen. Het gaat om organen zoals de hersenen, ogen, ruggenmerg en de milt waarin de prion, een eiwit dat de ziekte veroorzaakt, zich ophoopt.
Vlees van dieren waarbij scrapie wordt aangetoond, komt niet in omloop. De dieren gaan naar een gespecialiseerd destructiebedrijf dat zorgt voor het afvoeren en vernietigen.
Scrapie
Scrapie is een voor schapen en geiten besmettelijke, langzaam verlopende aandoening aan de hersenen en het ruggenmerg. Scrapie is, net als BSE, een TSE (Transmissible Spongiforme Encephalopathie).
Scrapie is ongevaarlijk voor mensen. Wordt bij een schaap of geit TSE geconstateerd, dan wordt ook gecheckt of het BSE is. Om te onderzoeken in welke mate TSE’s voorkomen, loopt er sinds 2002 een monitoringprogramma in alle Europese lidstaten. Tot op heden is bij schapen of geiten heel zelden BSE aangetoond. Als scrapie optreedt is dat meestal bij schapen en geiten vanaf anderhalf jaar. De eerste verschijnselen zijn een gedragsverandering. Vaak hebben de dieren last van jeuk. Ze schuren zich aan alles. Naast gedragsveranderingen zijn de dieren meestal onrustig en schrikachtig. De dieren worden mager en hun vacht wordt dor en grauw.
Maatregelen
De gevoeligheid voor scrapie is grotendeels erfelijk (genetisch) bepaald. Dit vormt de basis voor het vrijwillige TSE-fokprogramma, dat in Nederland loopt vanaf 1998 om de schapenstapel erfelijk ongevoelig te maken voor scrapie. Op basis van de DNA-uitslag werd bepaald of de ram geschikt was voor de fok. In 2004 werden alle schapenhouders verplicht resistente rammen in te zetten met uitzondering van bijzondere rassen en rassen die ongevoelig zijn voor scrapie. In 2007 heeft het (toenmalige) ministerie van Landbouw de verplichting ingetrokken. In 2008 heeft het toenmalige Productschap voor Vee en Vlees (PVV) een stimuleringsprogramma opgezet voor het fokken van voor scrapie ongevoelige schapen. Voor bedrijven die niet fokken met resistente rammen zijn de gevolgen van een uitbraak van scrapie groter. Zij moeten meer dieren afvoeren dan bedrijven die al langer met resistente rammen fokken.
Lammeren worden waarschijnlijk met scrapie geïnfecteerd via de placenta van geïnfecteerde schapen. Ook koppelgenoten die met de geïnfecteerde placenta in contact komen, kunnen zich zo besmetten. Indirecte overdracht via besmetting van het gras in weiden of van voerbakken kan ook plaatsvinden, door de lange overlevingskans (enkele jaren) van het infectieuze materiaal in de omgeving. Dierenartsen en veehouders zijn (wettelijk) verplicht om gevallen van scrapie te melden.
Vanaf 1 oktober 2003 is de TSE-richtlijn erop gericht schapen met scrapie inclusief hun nakomelingen uit de voedselketen te weren. Een bedrijf dat officieel besmet is verklaard, komt onder toezicht van de Nederlandse Voedsel en Waren Autoriteit (NVWA). Besmette dieren en dieren die door hun genetische aanleg gevoelig zijn voor besmetting worden geruimd. Resistente en halfresistente ooien mogen op het bedrijf blijven om te fokken met uitsluitend resistente rammen.
Alle dieren van een jaar en ouder die sterven op het bedrijf worden onderzocht op scrapie. De NVWA heeft voor de bestrijding een draaiboek opgesteld.
Sinds 1 januari 1993 mag geen export van fokschapen plaatsvinden als de schapenhouder geen certificaat van scrapie-onverdacht-zijn kan overleggen. De NVWA baseert zich bij dit certificaat op de registratie in het I&R-register (Identificatie en Registratie) bij de Gezondheidsdienst voor Dieren.
Vanaf 1 oktober 2003 mogen scrapie-resistente schapen zonder verdere beperkingen worden geëxporteerd. Voor andere schapen is een scrapievrij-verklaring vereist. Dit bestaat onder meer uit regelmatig veterinair onderzoek gekoppeld aan de uitslagen van TSE-testen. Voor geiten gelden dezelfde eisen.
Toekomst
De overheid wil het in de toekomst mogelijk maken om ook de gevoelige, niet besmette dieren van met scrapie besmette bedrijven te laten slachten voor consumptie. Deze wijziging werd in juni 2008 in nieuwe EU regelgeving gepubliceerd (Verordening 746/2008/EG), maar is op een later tijdstip (eind oktober 2008) weer opgeschort door het Europese Hof. In afwachting van goedkeuring moeten gevoelige dieren worden afgevoerd om te worden vernietigd.
Internationaal
Scrapie komt voor in Europa, Azië, Afrika en Amerika. In Nieuw-Zeeland en Australië is scrapie na enkele uitbraken inmiddels uitgeroeid. Beide landen (met veel schapen) claimen vrij te zijn van de ziekte.
In Groot Brittannië is de aandoening al meer dan 200 jaar bekend. Waarschijnlijk komt het op ongeveer 30% van de Britse schapenbedrijven voor. In de monitoring in Europa van afgelopen jaren blijkt dat in bijna alle lidstaten van de EU scrapie voorkomt. In landen met veel geiten is scrapie aangetroffen. Het gaat om lage aantallen in Spanje, Frankrijk, Italië, Griekenland, Groot Brittannië, Portugal, Slovenië en een hoog aantal in Cyprus. In Nederland is scrapie eveneens voorgekomen.
Cijfers
In Nederland komt eveneens scrapie voor. Bij de Europese monitoring is afgelopen jaren gemiddeld bij zo’n 30 tot 40 bedrijven scrapie vastgesteld. In Nederland is in 2000 één maal scrapie vastgesteld bij een geit op een kinderboerderij.
De lekkerste recepten, winacties en meer ontvangen?
Schrijf je direct in: