Vorige keer schreef ik een verhaal over eten uit grootmoeders tijd. Als voedingskundige kijk ik vaak alleen naar de voedingsstoffen in ons eten, maar eten is ook emotie, herinneringen, gezelligheid, familie en vrienden. Zo dwaalden mijn gedachten tijdens het schrijven af naar mijn eigen oma en werd ik opeens overvallen door een gevoel van heimwee. Heimwee naar de ham van mijn oma.
Mijn oma woonde in een klein, Limburgse dorpje. Ze zorgde altijd voor haar twee vrijgezelle broers die ooit keuterboertjes waren. Ze woonden op een mooie hoeve, met zo’n typische binnenplaats die omgeven was door stallen en schuren. Boeren deden ze allang niet meer, en de dorsvlegel en de zeis hingen ter decoratie ergens aan een muur. Behalve één stalletje, dat was nog in gebruik. Daar woonde ‘koesj’, het varken.
Het varken had een mooi leven daar, maar eindigde toch als – onder meer – rauwe, droge ham. Maar voor het zover was, was er eerst een enorme bedrijvigheid op de binnenplaats: oma roerend in een grote pan om balkenbrij te maken, de slager die aan het uitbenen was, mijn tante die worst maakte en mijn moeder die alles inpakte zodat het de vriezer in kon. En natuurlijk de oudooms die de ham pekelden en vervolgens in een jute zak aan de zolder hingen om te drogen. De ‘ham van oma’.
De meeste rauwe hammen die je hier in Nederland koopt, zijn gerookt. Ook lekker, maar ik hou meer van die pure, gedroogde hammen. In Zuid-Europa vind je ze nog wel. Maar zouden ze daar nog gemaakt worden op een kleine boerderij met mooie binnenplaats? Of met een houten bankje in de keuken waar Conchita, samen met haar oma zelfgebakken brood met ham eet?
Het voelt goed om ook zo naar eten te kijken en herinneringen op te halen. En tegelijk vraag ik me af hoe mijn kinderen daar later op terugkijken. Hebben zij ook zulke mooie en fijne herinneringen aan eten? Door alle sportactiviteiten, drukke banen en sociale verplichtingen eten we steeds minder samen en hebben we minder tijd om te koken. Maar als het even kan, neem ik er uitgebreid de tijd voor. Ik wil ook ‘eet-herinneringen’ maken met mijn kinderen, al zal ik mij die ham niet zo snel gaan maken. Maar ik wil niet die moeder zijn, die het alleen maar had over de voedingsstoffen in het eten. Nee, ik wil dat mijn kinderen later ook kunnen zeggen: ‘Ik heb heimwee naar het stoofvlees van mijn moeder’.